Cannabis in Frankrijk
Rechtbank weigert wietkweker te berechten voor het kweken van 144 planten en 1 kilo cannabis
In een baanbrekende beslissing heeft de rechtbank van Poitiers de dagvaarding tegen een cannabisteler vernietigd en geweigerd hem te berechten, ondanks de ontdekking bij hem thuis van een oogst van 144 planten en 1 kilo cannabis in Sérigny, een kleine gemeente in de buurt van Châtellerault.
De beslissing was gebaseerd op de onverenigbaarheid van de Franse wet met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het kweken van cannabis voor persoonlijk gebruik is in Frankrijk strafbaar gesteld in artikel L3421-1 van de Code de la santé publique (wet op de volksgezondheid), waarop een gevangenisstraf van een jaar en een boete van € 3.750 staat. Deze straf kan ongedaan worden gemaakt door betaling van een vaste boete. Artikel 7, lid 1, van het EVRM bepaalt dat een misdrijf niet mag worden bestraft met een “zwaardere straf dan die welke ten tijde van het begaan van het misdrijf van toepassing was”.
In dit geval oordeelde het Hof dat er geen criterium was om te beslissen of de consument moest worden gestraft met een gevangenisstraf van een jaar en een geldboete van 3 750 euro of alleen met een vaste geldboete, waarbij de keuze werd overgelaten aan de openbare aanklager.
“Deze situatie is duidelijk in strijd met het beginsel van voorspelbaarheid van straffen, dat is verankerd in het Verdrag en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens”, aldus het vonnis van het hof, dat eraan toevoegt dat de tekst duidelijk een mogelijk verschil in behandeling creëert tussen twee verdachten in vergelijkbare situaties, en dus discriminatie die in het bijzonder in strijd is met het EVRM.
De beklaagde, verdedigd door advocaat Nicolas Hachet, heeft daarom zijn dagvaarding nietig laten verklaren. Het Hof heeft de officier van justitie verzocht om de beklaagde een litigated fixed fine te geven – en de vermelding in bulletin nr. 1 van het strafregister voor 3 jaar die daarbij hoort.
Nicolas Hachet, wiens Twitter bio “Je peux pas, j’dépénalise” is, is niet van plan om het hierbij te laten. Met betrekking tot het AFD, zal hij voor het EHRM, zoals hij heeft gedaan voor de Raad van State en het Hof van Cassatie, het idee verdedigen dat een boete, vooral wanneer het een forfaitair bedrag is, geen plaats heeft in de Code de la santé publique, en meer in het bijzonder in de sectie gewijd aan de strijd tegen ziekten en verslaving.
“Je kunt een ziekte niet bestrijden door de ‘zieken’ te beboeten, wat neerkomt op een onmenselijke en vernederende behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM”, zegt hij.